'Poilus flamands'
Het Eerste Leger zou zich bij de opmars ten noorden van Ieper aansluiten. Hiermee ging Pétain in tegen zijn eigen defensieve doctrine. Maar een grootschalige militaire operatie buiten Frankrijk kon de druk van zijn weifelende troepen halen. Pétain wilde vooral de schijn ophouden tegenover de bondgenoten. De zes ingezette divisies waren zorgvuldig gekozen en stonden niet bepaald model voor het toen heersende Franse militaire moreel.
De 29e en 133e divisions d'infanterie waren fris. Ze waren al sinds begin 1917 in de sector Nieuwpoort en waren gespaard gebleven van het bloedbad in de Champagne. De 1e, 2e, 51e en 162e divisions d'infanterie waren speciaal teruggetrokken van Chemin des Dames. Bovendien speelden de laatstgenoemde een thuiswedstrijd. Ze bestonden uit voornamelijk Vlaamse regimenten die rekruteerden in de regio van Kamerrijk, Atrecht, Sint-Omaars, Duinkerken, Bethune, Rijsel en Valencijn.
© Musée Albert Kahn'Le Chef'
Hun bevelhebber was ook zorgvuldig gekozen; de 57-jarige generaal François Anthoine was een vertrouweling van Pétain en stond bekend als een Anglofiel, een zeldzame eigenschap voor een Franse officier. Hij was gedrongen. Zijn donkere ogen staken boven een zware blonde snor uit. De artillerieofficier was aangenaam in de omgang en een goede spreker die anderen op hun gemak kon stellen. Maar hij had ook een duistere kant. Anthoine was een berekend man, die plotseling in zichzelf kon keren. Hij was veeleisend en voerde een strak huishouden. Ordnung musste sein en Anthoine draaide zijn hand niet om voor een executie meer of minder. Volgens Pétain de geknipte man om de morrende poilus in de pas te houden.
'Dans les Flandres'
Terwijl de zomer volop leek door te breken, installeerde Anthoine zijn staf zich midden juni 1917 in Rekspoede op de Frans-Belgische grens. Het hoofdkwartier in het gemeentepark was omzoomd door lindebomen en platanen. Het waren warme, zonnige dagen. Het zonlicht speelde door de bladeren en slechts hier en daar trok de schaduw van een wolk over de velden. Er heerste haast een vakantiegevoel bij de staf, een gevoel dat in schril contrast stond met wat komen ging.
Terwijl de staf hun intrek nam in Rekspoede, betrokken de troepen kantonnementen in dorpjes met luisterrijke namen als Killem, Warrem, Kwaadieper of Krochte. Hun stellingen, een dertigtal kilometer oostelijker, bestreken een front van 6,7 km van Noordschote tot Boezinge. Het aanvalsfront tijdens het offensief zou maximaal 2,45 km breed zijn. Op dit smalle front stonden maar liefst 893 kanonslopen gericht, waaronder een twintigtal stukken treingeschut om bunkers uit te schakelen. Maar liefst één kanon voor iedere 2,5 m front.
Aan de andere kant, ineengedoken onder de dreiging van honderden vuurmonden lagen troepen van de 19. Landwehr-Division. Het waren vooral Saksen. Mannen met gezinnen. Twee derde van hen was ouder dan 40 jaar. Ze werden geruggesteund door de Pruisische 80. Reserve-Division.
© Ministère de la CultureDe artillerie zou moeite hebben met het lokaliseren van de grijsaards. De Duitse linies waren dun bemand en konden schuilen in een ongekende hoeveelheid bunkers uitgestrooid in en tussen de linies. In hun kleine sector alleen al identificeerden de Fransen een honderdtal bunkers. Naar schatting nog eens zoveel versterkte posities lagen verholen in de plooien van het land. Deze zouden pas gelokaliseerd kunnen worden eens ze het vuur openden.
© Nationaal Archief