Tussen 26 september en 4 oktober 1917 vallen duizenden doden in Zonnebeke. De meesten worden ter plaatse begraven. In het huidige kasteelpark zijn na de oorlog ruim 170 geallieerden gevonden. Het zijn vooral Australiërs en Britten, hoewel ook Canadezen en enkele Zuid-Afrikanen werden ontgraven. Het merendeel kon niet worden geïdentificeerd.
Exhumation Companies
Na de oorlog wordt werk gemaakt van het opsporen, registreren en samenbrengen van tienduizenden slachtoffers die niet, half of voorlopig begraven waren. Speciale legereenheden, doorgaans Exhumation Companies genoemd, gaan tussen 1919 en 1921 verwoed op zoek naar oorlogsdoden. Het zijn zij die burial return sheets opstellen met coördinaten van ontgravingen.
De Exhumation Companies staan in Vlaanderen voor een grote uitdaging. Sommige gesneuvelden hadden tijdens de oorlog een veldgraf gekregen, maar velen waren vermist geraakt in de modderzee rond Passendale. Aanhoudend oorlogsgeweld had vele graven omgewoeld, wat de identificatie van slachtoffers extra bemoeilijkt.
De lichamen die in Zonnebeke worden gevonden, belanden op grote concentratiebegraafplaatsen. Vandaag de dag worden deze begraafplaatsen beheerd door de Commonwealth War Graves Commission (CWGC). Deze organisatie is verantwoordelijk voor de herdenking van 1,7 miljoen mannen en vrouwen die het leven lieten in dienst van het Gemenebest tijdens de twee wereldoorlogen.
Ontgravingsfases
In Zonnebeke zijn de Exhumation Companies meerdere jaren actief. In het kasteeldomein vinden ze ruim 170 oorlogsdoden die ze over verschillende jaren heen ontgraven.
Bij het herbegraven wordt weinig rekening gehouden met het groeperen van eenheden. Dat verklaart waarom de lichamen die uit het park werden ontgraven, werden overgebracht naar achttien verschillende gemenebestbegraafplaatsen, doorgaans de verzamelbegraafplaats waar op dat moment aan wordt gewerkt.
Ongeveer een derde is herbegraven op het nabijgelegen Tyne Cot Cemetery en Buttes New British Cemetery. De rest ligt op begraafplaatsen verspreid over de zuidelijke Westhoek. Opmerkelijk is dat tussen 1935 en 1940 nog 32 lichamen zijn overgebracht naar Cement House en Bedford House Cemetery. Ze zijn gevonden in het zuidelijke parkgebied, dat toen werd afgegraven voor kleiontginning.
In het veld
De Exhumation Companies gaan op het voormalig slagveld systematisch op zoek naar oorlogsdoden. Op een met vlaggetjes afgebakend terrein werken squads van 32 man in groepjes van vier. Elk groepje beschikt over rubberen handschoenen, schoppen, een draadtang, piketten, zeildoek en touw om lijken in te wikkelen, draagberries en het gevaarlijk ontsmettingsmiddel cresol.
Eerst worden mogelijke graven aangeduid met piketten. Dat vergt ervaring, want slechts hier en daar staat nog een kruis op het graf. Belangrijke indicaties zijn rattenholen, restanten van een uitrusting, welig tierend gras of een blauwe, grijze of zwarte bodemkleur. Een veelgebruikt instrument is een bijgeslepen wapenpoetsstok waarmee in de grond wordt gepeild.
Tijdens het ontgraven wordt vooral aandacht geschonken aan jas- en broekzakken en de nek en pols van het lichaam, op zoek naar identificatieplaatjes. Ook de uitrusting of een persoonlijk object kunnen aanwijzingen bevatten die tot identificatie kan leiden. Toch blijven veel lichamen naamloos. In het kasteeldomein is ca. 60% van de gevonden lichamen ongeïdentificeerd.
"Schmücke auch unsere Urne mit dem Eichenkranz" (Versier ook onze urn met de eikenkrans)
Tussen 26 september en 4 oktober 1917 vallen in Zonnebeke aan beide zijden van het front duizenden doden. Vooral het Duitse Reserve-Infanterie-Regiment 212 lijdt buitengewoon hoge verliezen: meer dan 1.000 doden, gewonden en krijgsgevangenen.
Omdat de Duitsers na de oorlog geen ontgravingseenheden mogen uitsturen, gebeurt het bergen van hun doden door de Britten. In Zonnebeke brengen zij Duitse stoffelijke resten samen naast het reeds bestaand Ehrenfriedhof Nr. 103 bij Broodseinde. Aan identificatie wordt weinig aandacht besteed.
Tot 1930 laat het onderhoud van Duitse begraafplaatsen doorgaans te wensen over. Dat jaar neemt het private Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge het beheer over. Na een eerste grote centralisatie in de jaren 1930 volgt een tweede hergroepering in de jaren 1950. Vandaag telt West-Vlaanderen vier Duitse verzamelbegraafplaatsen: Langemark, Vladslo, Menen en Hooglede.
Van de meeste Duitsers die in Zonnebeke sneuvelden, kennen we de laatste rustplaats niet. Een minderheid wordt vandaag bij naam herdacht op een graf of vermistenmonument.
Gedenksteen
Wie vandaag de Duitse oorlogsbegraafplaatsen bezoekt, merkt duidelijk het verschil met sites die door de CWGC worden beheerd. Ze zijn sober en ingetogen, zonder opzichtige gedenktekens en bloemenperken.
Nog groter is misschien het contrast met de vele oorlogsmonumenten. Duitsland is op dit vlak vrijwel afwezig in het landschap. Hoewel we tegenwoordig de tegenstelling tussen winnaars en verliezers achterwege laten, wordt het Duitse oorlogsleed tijdens herdenkingsplechtigheden doorgaans overschaduwd door het geallieerde verhaal.
Op 24 april 2023 is daarom naast het Passchendaele Museum een monumentje ingehuldigd. Het herdenkt alle infanterie-eenheden die in 1917 in het kasteeldomein werden ingezet en doden kenden. De kleine gedenkzuil herinnert bovendien aan de vele etnische Denen en Polen die hier in Duitse dienst sneuvelden. Zij hebben vandaag geen enkele gedenkplaats in de Westhoek.