Jour J
Omstreeks 3:50 opende de artillerie langs gans het front het vuur. Tientallen minuten later staken de 1e en 51e divisions d'infanterie het kanaal over via een vijftigtal passerelles. Sinds 28 juli waren hiervoor verschillende bruggenhoofden aangelegd op de Duitse oever.
De artillerie en de infanterie, waren nauw op elkaar afgestemd. Het voetvolk rukte op achter een muur van vuur en staal. Een grootschalige aanval verwachtende, hadden de Duitsers de frontlijn langs het kanaal grotendeels verlaten, waardoor deze relatief snel viel. Vervolgens moest tot 1.000 meter niemandsland overbrugt worden om de Albrechtstellung te bereiken.
Het niemandsland lag bezaaid met bunkers, die zo goed en zo kwaad mogelijk door de zware artillerie onder vuur werden genomen. Onder dichte dekking van 75 mm geschut en laag scherende Franse gevechtsvliegtuigen was tegen de middag een 600 meter lang bruggenhoofd geïnstalleerd van de Steenstraat tot Smiske Cabaret en was het dorp Bikschote veroverd.
De Fransen leden zo’n 1.300 slachtoffers, waaronder ruim 200 doden.
© Ministère de la Culture
© Passchendaele Museum
© Bundesarchiv Bild 102-10867Im Westen nichts Neues
In de namiddag werd een tegenaanval vanuit het Houthulstbos opgemerkt. De Duitsers werden op de korrel genomen door de Franse artillerie. Een krijgsgevangen getuigde dat slechts 50 van de 130 manschappen in zijn compagnie Bikschote bereikten.
Eén van de slachtoffers van deze tegenaanval was de jonge Erich Maria Remarque, van het Reserve-Infanterie-Regimenten Nr. 15, die gewond raakte door granaatscherven. Een decennium later zou hij zijn oorlogservaringen van zich afschrijven in het wereldberoemde Im Westen nichts Neues.
Erich Maria Remarque
Erich Maria Remarque
‘Im Westen nichts neues’: Van het Westelijk Front geen nieuws. Het is één van de meest gerenommeerde romans over de Eerste Wereldoorlog. Erich Maria Remarque, toen nog gekend als Erich Paul Remark, nam op 18-jarige leeftijd dienst in het Duitse leger. Met het 15. Reserve-Infanterie-regiment vocht hij onder andere in de buurt van Houthulst en Kortemark. Tijdens een tegenaanval op Franse posities bij Bikschote op 31 juli 1917, de startdag van de Slag bij Passendale, raakte hij gewond door granaatscherven.
In ’Im Westen nichts neues’ schreef Erich zijn oorlogservaringen van zich af. Daarbij focuste hij vooral op het dagelijks leven van de militairen in de loopgraven. Hij omschreef welke fysieke en mentale impact de gruwel van de oorlog op de militairen had, maar ook hoe het een terugkeer naar het burgerlijke leven na de oorlog bemoeilijkte. Hij bracht geen heroïsche verhalen, maar beschreef de barre leefomstandigheden aan het front, de voortdurende bedreigende beschietingen, de zoektocht naar voedsel en het gebrek aan training van rekruten.
© Ministère de la CultureLe 16 Août
Onmiddellijk na de openingsaanval pakten donkere wolken samen boven de Vlaamse vlakte. Regenbuien versluierden de horizon en de Duitsers profiteerden van het verslechterde zicht om hun troepen te vervangen.
De Franse artillerieactiviteit nam toe in de aanloop naar 16 augustus. Opnieuw werden eerst verspreide logistieke punten beschoten, waarna het vuur zich steeds meer concentreerde op de stellingen voor het Houthulsbos.
De aanval verliep volgens hetzelfde stramien. Drie opeenvolgende golven moesten de Duitse posities overspoelen. Om 4u45 rukten de Franse troepen op. De 2e division op rechts stak, in samenwerking met de Britse 29th Division, de Steenbeek over tussen Bikschote en Langemark bij Wijdendrift. In het centrum trok de 162e division van Bikschote op naar Sint-Janshoek aan de Sint-Jansbeek. Op links werd het bataljon Fusiliers Marins, van de 51e division, ingezet om de landtong van Poesele en het waterfort van Drie-Grachten te ontruimen.
Opnieuw loonde het samenspel van artillerie, voetvolk en vliegwezen. Ten koste van een 130tal doden, was de waterlijn Martjesvaart - Sint-Jansbeek - Broenbeek bereikt. De Franse artillerie was weer eens mondiger gebleken dan de Duitse. De Fransen groeven zich diep in, met slechts kleine bezetting in de eerste linie.
© Passchendaele Museum
© Ministère de la CultureEn pause
Voor de Fransen verliepen de meeste dingen voorlopig volgens plan. Vooral met de precisie en vastberadenheid van hun artillerie was de staf in Rekspoede tevreden. Hun Britse bondgenoten in de speerpunt van het offensief ondervonden echter meer problemen. Het kapotgeschoten operatiegebied in combinatie met een druilerige zomer en flexibele Duitse weerstand zorgde ervoor dat het offensief stagneerde. De Wilhelm-Stellung en de strategische hoogten bij Geluveld, die als Duitse vuurbasis dienden, waren nog steeds niet ingenomen. Een eerste pauze werd ingelast.
De Franse troepen genoten van welverdiende rust in het achterland. Er werd zelfs een uitstapje georganiseerd naar het strand van Malo-les-Bains bij Duinkerken. Ondertussen werd het front voornamelijk bemand door de 29e division, die niet in het offensief zou gaan. Dat deze rustpauze geen kalme periode was, werd bewezen door de verliescijfers. Van 17 augustus tot 8 oktober zouden bijna 600 Fransen het leven laten.
Het zomers optimisme kreeg een eerste flinke knauw in september. Op 11 september werd Georges Guynemer, piloot en icoon van de Franse propaganda, neergeschoten boven Poelkapelle. Voor de Fransen was zijn dood een sombere voorbode van wat komen ging.
© IWM Q 2987Octobre 1917
Terwijl de Fransen hun lijn hielden, trokken de troepen van Haig’s weer op. Op 26 september viel Zonnebeke. Op 4 oktober lagen Australiërs op de hoogten bij Broodseinde en Nieuw-Zeelanders aan 's Gravenstafel. Op de Franse rechterflank bereikten de Britten de ruïnes van Poelkapelle. Nu hun flank eindelijk veilig gesteld was, konden de Fransen na 50 dagen weer aanvallen.
Het doel was om de verbinding tussen het Houthulstbos en de Blankaart door te snijden. Om de flank veilig te stellen, moest de 2e division in samenwerking met de Britten in een eerste fase op 9 oktober de Broenbeek oversteken in het uiterste zuiden van de Franse sector om een helling aan de zuidelijke rand van het bos bij Vijfwegen en Veldhoek in te nemen. De manschappen waren fris, goed uitgerust, maar werden toch op de proef gesteld. Het regende non-stop en door de aanhoudende beschietingen waren de wegen en het terrein in een erbarmelijke staat. Versterkingen en voorraden bleven steken in het slijk. De onbeduidende Broenbeek was getransformeerd in een 100 meter brede plas, de omgeving ontaard tot een pokdalig landschap, waar kraters vol bruinzwart stinkende bagger, elkaar afwisselden. Ondanks de slechte omstandigheden werden de miniem vooropgestelde doelen bereikt met behulp van gerichte artillerieondersteuning.
In de Britse sector richting Poelkapelle en Passendale verliepen de aanvallen rampzalig.
© Passchendaele Museum
© Ministère de la CultureZwanenzang
Een nieuwe poging op 12 oktober had een gelijkaardige uitkomst. De komende Frans-Britse aanval die voor 15 oktober gepland stond, werd uitgesteld. In tegenstelling tot bij het Britse opperbevel drong het in Rekspoede door dat een doorbraak niet langer mogelijk was. Er werden vragen gesteld over wat te doen met het pas veroverde, kapotgeschoten terrein, dat haast onmogelijk leek om te ontwikkelen en uit te bouwen.
"De operaties moeten als beëindigd beschouwd worden voor het campagnejaar 1917. [...] Het is echter duidelijk dat maarschalk [Haig] het idee van een definitieve stopzetting nog niet accepteert."
Er was echter geen sprake van opgeven voor Pétain. Hij had zich verbonden aan Haig en zolang deze zijn troepen naar de Duitse stellingen wilde slingeren, zouden de Fransen mee oprukken.
© Ministère de la CultureBrûler ses dernières cartouches
Nadat de Franse 2e division was afgelost, verbeterde de 1e division op 22 oktober haar posities aan de zuidelijke rand van het Vrijbos, ten koste van 60 doden.
© Passchendaele MuseumOp 26 oktober werd het offensief hervat. Canadese troepen hadden de uitgeputte Australiërs en Nieuw-Zeelanders in de speerpunt richting Passendale vervangen, terwijl de Britten op hun flanken bij Poelkapelle en Geluveld aanvielen. De Fransen rukten ook weer op langs de Ieperweg naar Blankaart.
Nog voor de aanval onder dekking van duisternis en artillerie staken de Franse colonnes de Sint-Jansbeek en de Corverbeek over op passerellen. Vaste grond was bijna onmogelijk te vinden aan de oevers van de stromen. Waggelend door de modder, licht vloekend tussen hun tanden, bereikten de eenheden hun posities op tijd voor de aanval bij het eerste ochtendgloren. De Franse soldaten keken vol afschuw naar het landschap voor hen. De verwoesting was totaal en leek in niets op het lieflijke Vlaamse platteland van juni 1917. Het was alsof een vloedgolf elke vorm van leven had weggevaagd, bomen en struiken ontworteld had. Wat overbleef waren dode, stilstaande poelen in een zee van bruinzwarte modder, waaruit af en toe een betonnen structuur leek op te duiken.
© Passchendaele Museum
© Ministère de la CultureBergen verzetten
Duitse bunkers voor het Houthulsbos en langs de Iepersesteenweg, speelden de troepen parten, maar de infanterie werd opnieuw goed bijgestaan door de artillerie en het vliegwezen dat kon profiteren van goed zicht. Links van de Iepersesteenweg hees het 102e bataillon de chasseurs alpins de tricolor boven de mistroostige overblijfselen van Merkem. De Fransen hadden Alpentroepen ingeschakeld om één van de meest vlakke stukjes Vlaanderen in te nemen.
Verder naar het noorden namen het 321e regiment van de 133e division en de marinefusiliers, van de 51e division posities bij het gehucht de Kippe in. Het gehucht Luigem werd ’s middags bezet door het 273e régiment d'infanterie van de 51e division.
Ten noorden van Luigem stonden de Fransen in verbinding met het Belgische leger dat eveneens de Martjesvaart was overgestoken om de Franse flank veilig te stellen. 285 Fransen verloren het leven op 26 en 27 oktober 1917.
-
© Ministère de la CultureFranse militairen aan een uit de kluiten gewassen Duitse bunker, 1917. -
© Ministère de la CultureFransen aan een gevallen Duitse stelling, 1917.
Besluit
Op 27 oktober werden de laatste verzetshaarden ontruimd, maar de Fransen zouden niet verder oprukken. Het 1re armée zou nog enkele weken in Vlaanderen blijven. Tussen 25 juni 1917 en 5 januari 1918, toen de laatste Franse troepen vertrokken zouden meer dan 3.200 Franse sterven in België. Ongeveer evenveel als Nieuw-Zeeland leed in dezelfde periode.
Het Houthulstbos, het Duitse bolwerk en de logistieke hub tussen Diksmuide en Passendale bleef buiten bereik. Britten en Fransen zouden zich enkel in de uiterste randen van het bos kunnen nestelen. Hoewel de Kippe ingenomen was, werd de Steenbeek niet bereikt en bleef de verbinding tussen de Blankaart en het bos intact. Het uiteindelijke doel van het offensief in het noorden, de verovering of afsnijden van het Houthulstbos, werd niet bereikt.
© L’illustration
© Ministère de la Culture
© Ministère de la Culture